Mobilisatie
Zouden we met een teletijdmachine terugkeren naar het jaar 1939, dan zouden we Langenboom bijna niet terug herkennen.
Overal lagen militairen ingekwartierd, er werden loopgraven aangelegd en stellingen gebouwd. Er heerste een zenuwachtige stemming. Zouden we neutraal kunnen blijven net zoals in de 1e Wereldoorlog of zou de Duitser toch aanvallen?
Waarom was er toch zoveel bedrijvigheid in Langenboom toentertijd?
In Duitsland was in januari 1933 Adolf Hitler als rijkskanselier aan de macht gekomen. Na enkele jaren nam de oorlogsdreiging toe. In 1938 wordt Oostenrijk geannexeerd. De druk op Tsjechië, waar Sudetenduitsers woonden en Polen nam toe. Door wat toe te geven aan Hitler trachtte men een oorlog te voorkomen.
De Peel-Raam stelling liep van de Belgische grens tot de Maas bij Grave
Het graven van het Defensiekanaal gebeurde veelal nog handmatig.
Ons land had een verdedigingslinie langs de Maas, maar hierna lag Brabant open. Om nu een tweede verdedigingslinie te vormen van Grave tot aan België toe, werd er voor gekozen dit te doen voor de Peel, wat gedeeltelijk nog ondoordringbaar was.
Deze verdedigingslinie was vooral bedoeld om de Duitse opmars te vertragen. Daardoor kreeg men in West Nederland de tijd om de vesting Holland in gereedheid te brengen.
Toen op Goede Vrijdag in 1939 door de Italianen Albanië werd binnengerukt, werd een gedeeltelijke mobilisatie afgekondigd. Het begon er te spannen. De Peel-Raam stelling diende zo spoedig mogelijk opgebouwd te worden.
Het defensiekanaal was nog niet gegraven, dit kwam later en ook de kazematten waren er nog niet.
Eind april beleefde Langenboom een invasie van militairen. Deze militairen waren weggerukt van hun werk, hun boerderij, hun bedrijf. Ze hadden hun gezinnen in de steek moeten laten om naar dat onbekende Brabantse dorpje te vertrekken.
Op de boerderijen hier moest plaats gemaakt worden in de stallen en schuren. Ook de zolders werden gevorderd om plaats in bieden aan de honderden soldaten. De sergeants en officieren kregen in menig huis de “goei kamer”.
Maar niet alleen in boerderijen kwamen militairen, ook in de Jongens- en Meisjesschool en het Bondsgebouw.
Gemobiliseerde soldaten uit Langenboom en Escharen
Gemobiliseerde soldaten uit Langenboom, gemeente Mill:
B106a A. v.d. Boom B125 M.C. Hendriks B114 J. Jilesen B135 M.C. de Klijn
B144 J.J. Kuppen B132a P.J. Lamers B146 M.P. de Man B101a G. Peters
B114a M.H. Rovers B127 H.C. Siroen B124 J.M. Strik B143 A. v.d. Wiel
B136 J.P. Hendriks B118 W. Princen
Gemobiliseerde soldaten poseren hier bij de familie Van den Hoogen in de Graspeel
Achter café Bens aan de Heideweg stond een grote barak voor de militairen
Al snel nadat ze ingekwartierd waren gingen ze aan de slag met het graven als mollen. De loopgraven en stellingen verrezen vooral achter de zg. Groote Beek in Mill en bij De Raam.
In het landschap vormt zich daar enigszins een hoogte, van waaruit het dal ervoor goed te beschieten was. Er werd via het spoor, dat toen nog volop in gebruik was, veel hout en ander materiaal aangevoerd.
Ook in Langenboom werden vele karren grond verplaatst. Het zand uit de loopgraven werd weer gebruikt om verschansingen van de bouwen. Veel paarden waren nodig, deze werden gevorderd, evenals voertuigen en auto’s. Ook achter de voorste linies werden er nog loopgraven en stellingen gebouwd om de vijand maar zolang mogelijk op te houden.
Ook verschenen er op behoorlijk wat plaatsen barakken, zoals aan de Heideweg, maar ook aan de Dominicanenstraat, waar een grote kantine werd ingericht.
In de nazomer van 1939 werd het plan uitgevoerd om De Raam buiten zijn oevers te laten treden.
Een strook van 100 tot 400 meter breedte werd onder water gezet. De Raam stroomde er doorheen met langs de oevers prikkeldraadversperringen. Dit vormde een groot probleem voor aanvallers. In de strenge winter 1939-1940 moest hier vaak ijs gehakt worden.
Om de Peel te ontwateren, maar tevens ter verdediging van het land, werd in juli 1939 besloten om een ontwateringskanaal te graven van Griendtsveen tot aan De Raam bij De Maurik. Dit kanaal volgde bij Mill de Groote Beek. Deze tankgracht kreeg al snel de bijnaam Defensiekanaal. In het kader van de werkloosheidsbestrijding werd ze door D.U.W.-arbeiders uitgegraven.
Het kanaal werd 10 meter breed en de waterdiepte minstens 1.80 m. Zodoende konden er geen tanks of gevechtswagens overheen komen en ook voor infanterie was het te diep. De bruggen erover werden uitgevoerd in hout en waren in een half uur weer afgebroken.
Het zand uit het kanaal werd aan de kant van Langenboom verwerkt tot een wal van ongeveer 2 meter hoogte.
Om de linie nog verder te versterken leidde dat tot het besluit, bij de tankgracht kazematten te bouwen. Het waren hoofdzakelijk lichte kazematten met mitrailleurs bewapend. Enkele kazematten lagen erachter, deze beschermden de stellingen die een eind achter de kazematten lagen en tevens konden ze vuren op doorgebroken troepen. Tussen het kanaal en de troepen lagen uitgebreide landmijnenvelden en prikkeldraadversperringen.
De totale verdediging vormde dus een grote diepte tot in Langenboom toe.
Ook langs de Zuid Carolinaweg stonden barakken, zoals hierboven te lezen is bij Willem Vervoort.
Half april 1940 werd de tactiek veranderd, en trok een groot deel van de bezetters van de kazematten en stellingen zich terug op Den Bosch en Oss. Een beperkt aantal soldaten kreeg de taak de vijand zo lang mogelijk op te houden. Daar was lang niet iedereen het mee eens, maar de bevelen van hogerhand dienden opgevolgd te worden.
Omdat ook bijna alle kanonnen meegenomen waren, werden 12 oude kanonnen uit 1880 uit de mottenballen gehaald en opgesteld bij de tip Hendriksweg – Dellenweg. Deze zg. 8 Staal kanonnen kwamen daar op 7 mei 1940 aan.
Bij Toon Jordens aan de Dorpsstraat stond een keuken. Hier wordt het eten uitgereikt.
Mimi Jordens-van Duijnhoven temidden van het keukenpersoneel
De koks met hun attributen
Hierbij het verhaal zoals Piet Hendriks dat beleefd heeft.
Piet Hendriks, geboren in 1926 aan de Zuid-Carolinaweg, was bijna 14 toen de oorlog uitbrak. Hij is eerst naar de school in Mill gegaan, omdat de Zuid-Carolinaweg altijd bij de gemeente Mill heeft behoord en niet bij de gemeente Escharen. Zijn jongste zusjes mochten wel naar de Meisjesschool in Langenboom en lagen nog op bed als Piet met zijn broer al naar Mill moest lopen. Iets later staken de pastoors van Mill en Langenboom de koppen bij elkaar en kwam er een regeling, dat ook de jongens uit die hoek naar de Langenboomse school toe konden.
De algehele mobilisatie begon in augustus 1939, want ons moeder kwam terug van Esterse kermis en ze vertelde, dat de mobilisatie was afgekondigd en mijn oudste broer, onze Tien, moest opkomen en naar Scherpenzeel toe.
Voordat de oorlog uitbrak waren de jongens erg gespannen. Er lagen bij ons in de mobilisatie 60 soldaten ingekwartierd en 2 officieren. Die hadden de woonkamer. Het hele huis lag vol, op stal maar ook boven op zolder. Toen de oorlog uitbrak waren ze weg, ze waren tevoren vertrokken naar Vinkel en Nuland.
We kregen wel weer enkele nieuwe, die waren van het perdevolk. Er stonden bij ons ook enkele provisiewagen op de stal. Ik vond dat als jongen allemaal prachtig. Der was steeds wat te beleven.
Met enkele soldaten hebben we nog wel contact gehad later, vooral op 10 mei, tijdens de herdenking in Mill, dan kwamen ze terug naar boer Hendriks. Maar de laatste jaren niet meer, omdat ze bijna allemaal gestorven zijn.
Wat deden die soldaten tijdens de mobilisatie?
Piet: De meeste tijd waren ze bezig met stellingen maken vooral aan de Graafseweg.
Wij gingen als jongen wel eens mee. Soms was de toestand kritiek en dan moesten ze ’s nachts naar de stellingen toe om die te bewaken. En dan gebeurde er niks en dan kwamen ze terug uit de kou, want die dingen waren open en dan waren ze chagrijnig en was er heel wat te koop. Er waren er ook verschillenden die zich ’s morgens ziek meldden. Als den dokter ze dan die dag vrij gaf, dan keken ze elkaar aan en lachten dat ze het weer voor elkaar hadden.
Dat stellingen graven en bewaken, dat lag een aantal niet, ze probeerden er de kantjes af te lopen. Er waren veel soldaten bij die van ver uit West-Nederland kwamen, uit Rotterdam, uit Krimpen aan de IJssel, Moerdijk enz. Een aantal van hen was al getrouwd en had kinderen.
Op enen dag moest onze Koos in het bed gaan liggen van ene soldaat die graag naar huis wilde, want hij was net getrouwd. Frans van Schayik, de vader van Wim, had een taxibedrijf, en die reed dan naar zijn huis toe en moest daar ’s nachts wachten om hem weer mee terug te nemen. Hij moest dan over de Moerdijkbrug heen, ze moesten zich dan voordoen als werkvolk met een overall aan en een trommeltje met boterhammen.
De winter van 1940 was een behoorlijk koude winter en vaak moesten de militairen gaan ijshakken. Daar hadden ze een hekel aan. Zo stond er bijvoorbeeld bij de laagte bij den Brouwketel behoorlijk wat water. Dat moest de Duitsers tegenhouden. De soldaten moesten daar ijshakken. Ze hadden dan van die pikhouwelen, daar sloegen ze mee met de platte kant en dan brak de steel af en dan hadden ze niks meer om mee te werken, want die houweel was in het water geschoten. En als wij dan meegingen, konden we maar schaatsen.
In de Maria Meisjesschool, die gevorderd was voor militairen, was ook een muziekkorps gehuisvest.
Ook stonden er vlak bij Bert van Doorn kanonnen, wel oude, en die moesten die pantsertreinen afschieten. Die kanonnen waren pas later gekomen, toen waren de andere jongens al weg.
Er stonden ook overal barakken, o.a een kantine aan de Dominicanenstraat, maar ook aan de Udensedijk bij Cees Janssen, bij de Zeelandsedijk ongeveer waar nu Jo Vervoort woont en bij de Zandstraat.
Wij hadden thuis een klein winkeltje, waar de soldaten van hun kleine soldij iets konden kopen, zoals sigaretten, chocolade.
Militairen in de sjees van Toon Jordens aan de Dorpsstraat
Soldaat bij Coos van Duijnhoven bekijkt de zeug met biggen.
Jan van den Boom: Geboren in 1928 aan de Gasthuisstraat in een huis, dat tijdens de inval op 10 mei 1940 in brand werd geschoten. Jan woonde er toen niet meer, want toen hij 10 jaar was stierf zijn vader aan tbc. Zijn moeder was al eerder gestorven in het kraambed. Het gehele gezin van 6 kinderen werd uit elkaar gerukt en alleen Jan bleef in Langenboom. Hij kreeg onderdak bij Coos van Duijnhoven aan de Schaapsdijk. Dat heeft toch wel diepe indruk gemaakt op hem, zo ineens je hele gezin uit elkaar te zien gaan.
Jan vertelde:
Bij Coos van Duijnhoven waren ook soldaten ingekwartierd. Een paar sergeants voor in kamers, en soldaten achter. Bij tante Mimie (Dorpsstraat) stond een keukenwagen. Nu nog kun je heel vaag op de balken de woorden lezen van handdoeken, enz. De soldaten moesten daar eten halen o.a. de militairen die in de Jongensschool lagen. Vlakbij waar ik nu woon, waren ook stellingen. Daar was een Rode Kruis post in een bosje. Hij kwam vlak bij d’n hof van meister Arts uit. Die Rode Kruis post was van boven dicht, de meeste andere loopgraven waren allemaal van boven open. Nog verderop waren er stellingen o.a. tussen Jo Hendriks (Hogesteenweg 40) en Wim de Klein (De Logt). Ook die was overkapt net als de stellingen in d’n Halschen Hoek. De stellingen waren allemaal van hout. Alleen aan een zijpad in de bossen van de Hogesteenweg was een schuilkelder van beton. Ik weet niet precies waar die voor diende. Hij ligt er nog steeds. Mogelijk voor de brandweer.
Iets verderop op de Heuf waren munitiekisten ingebouwd.
Ik hen nog een keer strafwerk gehad, omdat ik in de loopgraaf bij de school had gelopen, samen met Piet van Ras en Louis Martens. Meister Arts ging altijd koffie drinken als de school uit was, maar meister Kersten kwam eraan. We konden niet gauw genoeg de klompen uit doen en Piet van Ras kreeg de klompen niet snel genoeg in zijn kastje. Ook de appels van meister Arts smaakten altijd merakels lekker. We moesten altijd spelen voor de school. Er was een hekwerk, waaraan we vaak speelden, o.a. dat we net als een paard werden beslagen.
Gemobiliseerde militairen bij Driek Verstgen aan de Dorpsstraat met de zusjes Anna-Cato-Marie-Bertha en Nel Verstegen
Gemobiliseerde soldaten ingekwartierd bij Martien Bongers aan de Dorpsstraat komen kijken naar het door Koos Verstegen (2e van links) geslachte varken. Grad Bongers (links) en Toon en Jan Bongers (kleine jongens links) kijken ook toe. Wie weet wie de kleine meisjes zijn? Waarschijnlijk is een van hen Marietje Bongers, dat in 1941 overleed.
Jan Bongers (links) en Toon Bongers met tussen hen in een ingekwartierde soldaat
Gemobiliseerde soldaten poseren achter het huis van de gebr. van Huisseling en de molen
Horlogemaker Driek Verstegen met echtgenote Johanna Verstegen-Hendriks en dochter Nel, tezamen op de bank met een ingekwartierde militair
Overal lagen soldaten ingekwartierd. Ze kregen daarvoor een vergoeding, zoals hierboven te lezen is.
Soldaten poseren hier naast de beugelbaan van de paters Jezuïeten bij De Russendaal. Het jongetje in hun midden is Theo Lukassen.
Gemobiliseerde soldaten bij Cis Theunissen (linksboven) in De Maurik. Naast hem zijn vrouw Kee Theunissen-Manders, dan Tonia - Annie - Toon en Miet Theunissen.
Een soldaat aan de achterzijde van het huis van slachter Jan Arts (2e van rechts) Zijn beide zoons, Leo links en Piet rechts, zijn later naar Canada geëmigreerd. Achter staat Toon Jordens-handelaar in vee.
Aan de Dominicanenstraat stond een groot Ontspanninggebouw voor de militairen, geschonken door de BMP
Grote zaal in het Ontspanningsgebouw voor militairen aan de Dominicanenstraat
Diverse mensen verleenden hand- en spandiensten voor defensie.
Coos van Duijnhoven (rechts) vormde tezamen met Koos Linders (links) en landmeter Matthijs Peelne uit Amsterdam een schattingscommissie, die in 1939 de boeren geld gaven, omdat ze grond moesten afstaan voor het Defensiekanaal en de kazematten.
Langs het fietspad in een sloot, vlakbij het Schuttersveldje, ligt nog steeds deze bunker. De soldaten gebruikten hem als onderkomen bij een zoeklicht en als EHBO-post