D’n Eierbond

Ruim een eeuw geleden was Langenboom een dorp van bijna uitsluitend boeren. Zoals ook elders, was hun welstand niet groot, integendeel. Hun levenswijze was een uiterst sobere, die hen in staat stelde het met weinig te doen. Bovendien kenden ze niet de luxe van thans en hadden daaraan dan ook nog geen behoefte. Op hun bedrijf ging het er heel anders aan toe dan tegenwoordig. Het stond nog niet in het teken van productie voor een grote markt, het doel van hun bedrijf ging nog niet veel verder dan te voorzien in hun eigen levensonderhoud en in dat van hun kinderen. De bedrijven waren een staatje op zich, men keek bij de verbouw vooral naar wat men zelf nodig had.

 

Ook bij de kippenteelt keek men naar het eigen gebruik. De kip was op de armoedige bedrijven een dier waar men nauwelijks naar omkeek. Haar voedsel bestond voornamelijk uit afvalproducten en hetgeen zoal rond het erf te vinden was. Kippenhokken waren geheel onbekend. Zij vonden hun plaats achter het vee boven de meststal, waar men enkele bonenstaken had bevestigd waarop zij hun nachtrust konden doorbrengen. In een schuur of in het hooi werden wat eieren uitgebroed en kwam een kip plotseling met een toom kuikens tevoorschijn. De eierproductie was zeer laag. Hadden ze eieren over, dan leverden ze die aan de plaatselijke winkeliers in ruil voor kruidenierswaren enz. Hierdoor waren zij gedwongen de prijs te aanvaarden die de winkelier wenste te betalen en waren daardoor geheel van hem afhankelijk.

 

In de 2e helft van de 19e eeuw werden overal fabrieken uit de grond gestampt en kwam er behoefte aan meer voedsel. Met name in Engeland en Duitsland (Roergebied) was dat het geval. Ook het vervoer werd gemakkelijker door het aanleggen van treinverbindingen. En als de vraag toeneemt, gaan de prijzen stijgen. Zo kwam er ook meer vraag naar eieren. Handelaren roken hun kansen. Om niet geheel afhankelijk van hen te zijn, kwamen de eerste samenwerkingsverbanden tot stand (coöperaties). Zo ontstond de V.P.N. (Verenigde Pluimveehouders Nederland).

 Eigen vereniging

Omdat Langenboom toen deel uit maakte van de gemeente Escharen en er tussen de twee dorpen veel werd samengewerkt, besloot men dat ook op het terrein van het Pluimvee te doen.

Eind december 1911 verscheen het volgende bericht in de Graafsche Courant:

“Langenboom: Dinsdag jl. 2e Kerstdag, had in café M. Jans de vergadering plaats van de vereeniging V.P.N. onderafdeling Escharen. Zeer veel belangstellenden waren opgekomen, wel een bewijs, dat onze reeds in verschillende opzichten vooruitstrevende landbouwers, zich ook niet onverschillig toonen voor bevordering van de Pluimveehouderij. Een 20-tal leden trad dan ook dadelijk tot deze zoo nuttige vereeniging toe. En mocht er binnenkort een lezing gehouden worden, waarin alles duidelijk wordt uiteengezet, dan zullen ongetwijfeld ook nog de achterblijvers volgen.”

Die lezing volgde dan ook zeer spoedig.

“Op dinsdag 25 februari 1912 hield de heer Janssen, zo valt te lezen in de Graafsche Courant, een lezing over Pluimveehouderij in ’t café van Mart. Jans. De belangstelling was groot. Met een kort inleidend woord over de geschiedenis der hoenderteelt, besprak hij vervolgens ’t doel en ’t nut der V.P.N. Op de meest bevattelijke wijze legde hij alles uit en met cijfers toonde hij aan, hoe de eierproductie en de prijzen in de laatste jaren waren toegenomen, zodat de kippenhouderij tot een winstgevende zaak kon worden gemaakt. Vervolgens behandelde hij de verzorging, voeding en verpleging en gaf enige gemakkelijke middelen aan de hand voor de bestrijding van besmettelijke ziekten. Ook besprak hij het grote nut van een broedinrichting. Er bestond dan ook geen twijfel, of veel van de toehoorders, die tot het laatste ogenblik met grote aandacht luisterden, zijn toegetreden tot de V.P.N. van de onderafdeling Escharen.”

De heer Janssen was commissaris van de Coöperatieve Roermondse Eiermijn (CRE). Deze was opgericht op 14 augustus 1904 en de eerste veiling vond daar plaats op 15 oktober 1904.

Tot eerste voorzitter werd gekozen Mar. Jans en secretaris Arn. Van Dinther. De eieren zouden gebracht worden naar verzamelplaatsen en vandaar naar het station in Mill, en vervolgens met de trein naar de eiermijn in Roermond.

Dat het enthousiasme was opgewekt om meer kippen te gaan houden blijkt wel op het volgende berichtje van 24 april 1912:

“Langenboom: Bij de uitbreiding van de hoenderteelt alhier, doet het weldadig aan, dat er reeds zooveel verstandige huisvrouwen hebben gezorgd nu reeds flinke toomen met kuikens te hebben loopen. Dat is de weg om kostbare winterleggers te krijgen.”

Het leveren van eieren ging blijkbaar zo voortvarend, dat de toevoer te groot werd. Er moest even een stop komen “De onderafdeling V.P.N. alhier neemt na 16 januari 1913 geen nieuwe leden meer aan. Zij die alsnog lid wenschen te worden van deze goed werkende vereeniging moeten zich dus zoo spoedig mogelijk bij het bestuur melden”.

Eind oktober 1914 werd er gestart met een cursus in Pluimveeteelt. Ruim 20 deelnemers kwamen 12 dinsdagavonden van half zes tot half acht bijeen in de Openbare Lagere School in Langenboom om zich o.l.v. dhr. Jos Boshouders uit Gemonde te bekwamen in de hoenderteelt. Zo kwamen er vragen aan de orde zoals deze: “Is het beter bij de vastzittende kippen geen haan te plaatsen? Antwoord: “Ik zou zeggen, ruim die haan op. Hij eet zoveel als twee kippen en op de eierproductie heeft het geen invloed. Tracht broedeieren te krijgen van de loslopende kippen, zeker van kippen die op een groot terrein lopen.”

Dat ook anderen graag eieren hadden bleek wel op woe 19 maart 1919 toen er geschreven werd: “Uit het pakhuis van de NCB-alhier, zijn heden nacht eene groote partij eieren gestolen”.

Het ging voorspoedig met D’n Eierbond. Steeds meer leden traden toe (op 1 januari 1929 waren het er 158) en het aantal geleverde eieren steeg in 1928 naar 1.483.627 eieren. Als voorzitter fungeerde toen Leonardus Arts oftewel Logtse Nard.

Deze Logtse Nard had ook een kuikenbroederij in de Maurik, evenals Koos van Duijnhoven aan de Schaapsdijk.

Crisis

In de begin jaren 30 kwam de klad erin. In de gehele wereld was het crisis. De prijzen daalden sterk, na 1933 werd de import van eieren naar Duitsland steeds moeilijker. Ook andere landen sloten steeds meer de grenzen. Er werd flink verlies geleden. De regering kwam met beperkte steun, maar een garantieprijs van 2,8 cent per ei zat er zelfs niet in. Vanuit de NCB en de Roermondse Eiermijn werd er op aangedrongen het aantal kippen sterk in te perken. En dat net op het moment, dat Bernard Arts in Boxtel slaagde voor het diploma van pluimveeteeltonderwijzer.

Na enkele jaren trok de economie weer aan, de export kwam weer op gang, de prijzen stegen echter maar zeer matig. In 1935 werden er ruim 2,7 miljoen eieren door Langenboom-Escharen geleverd. Deze brachten tezamen f. 69.606,98 op, ruim 2 ½ cent per stuk. In 1936 gemiddeld al iets boven de 3 cent. De stijgende lijn was ingezet, maar veel werd er nog niet aan verdiend.

Op 11 april 1936 werd het 25-jarig bestaan van d’n Eierbond gevierd. Al die jaren was Arn. van Dinther (tevens postbode)  secretaris geweest, terwijl ook Herman Gijsbers als inpakker die gehele tijd aan de vereniging verbonden was geweest. In die periode was voor 2 miljoen gulden aan eieren geleverd. Een teken, dat de kippenhouderij een behoorlijke bedrijfstak op deze zandgronden was geworden.

 

Grad van de Burgt met echtgenote

Anna Willems-van de Burgt

 

Anna Willems-v.d. Burgt vertelt:

Eind 1937 benoemde de Eiervereniging in de plaats van H. Gijsbers de heer Grad v.d. Burgt als inpakker. Anna Willems-v.d. Burgt (dochter van Grad v.d. Burgt) is een plezierige vertelster. Zij wist zich nog het volgende hiervan te herinneren:

“In de jaren 1938 – 1956 heeft mijn vader Grad v.d.Burgt het baantje van eieren inpakken overgenomen van Dien en Herman Gijsbers, omdat die al op leeftijd waren gekomen. Die hebben gewoond in een boerderijtje waar nu Ad v.d. Boogaard (eerst Jan van Gaal) woont in de Campagne. Mijn vader en broer Jo verzamelden de eieren, die gebracht werden door de boeren uit de omgeving.  Het werk nam zo’n 3 dagen per week in beslag. Na schooltijd op 12-jarige leeftijd moest ik toen mee helpen, als er veel eieren werden geleverd. Ze werden gebracht in emmertjes (ongeveer 30 stuks) tot kleine kistjes waarin 300 eieren pasten. Sommigen hadden 3 kisten van 500 eieren. De grootste kippenhouder had wel 6 kisten van tezamen 3.000 eieren. Een volle kist woog wel 38-40 kg. Dat leveren gebeurde met paard en kar, de kruiwagen en soms met de fiets. Men kreeg dan de eieren betaald, die de week tevoren geleverd waren. Iedere boer had een eigen nummer, zoals bij de melktuiten. Lege kisten werden geleverd daags tevoren door de CRE (Coöperatieve Roermondse Eiermijn). Ze werden dan gewogen. Als er veel eieren waren, vooral in Langenboom, dan kwam Thies Reinen van d’n Hogesteen ons helpen.

Als de eieren gewogen waren, dan moesten ze geschouwd worden. Dat gebeurde in een donker hokje. Een “hort” met 100 eieren werd op een tafel gezet, 2 grote lampen eronder en dan kon je zien, of er bloed inzat of een barst in was. Dat werd dan 2e keus. Soms zat er zelfs een hardgekookt ei tussen, dat verdween dan in onze maag. Vuile of gekneusde eieren gingen terug naar de boer. Als de eieren geleverd werden, dan moesten ze schoon zijn, dit gebeurde met een vochtig doekje met azijn. Het mocht nooit met water gewassen worden, deden ze dat toch, dan zag je dat in de lamp en kreeg men een waarschuwing.

Donderdag namiddag naar ’t kleine pakhuis in Escharen. Dat stond tegenover de Machutusweg aan de Bergsemaasweg. (Er staat nu een electriciteitshuisje). Als het werk gedaan was, werden bij harde vorst de kisten voor het verzenden aan de zijkanten afgedekt met karton en kwam er een stevig zeil overheen. Er waren zo’n 6 boeren, die hadden een vermeerderingsbedrijf. Daarvoor hadden ze gezonde kippen en gemerkte hanen. Die eieren werden geleverd aan kuikenbroederijen. Dat was maar een tijdelijke periode, vooral in het voorjaar. De prijs was goed voor hen nl 25 cent per ei. De prijzen voor de gewone eieren waren 8 tot 10 cent per ei .

In de Langstraat was ook een Pakhuis, waar nu de familie Van der Ven woont. (Dat pakhuis werd in 1939 gebouwd, omdat in de wintertijd de wegen naar Langenboom zeer slecht waren).We gingen overal met de fiets naar toe. Vrijdag voormiddag als de kinderen al vroeg naar school gingen, riepen ze me na voor “eierwijfke”. Vooral Wimke Braks en Wimke Verstegen (Has z’n) deden dit. Maar een keer ging het mis, want Wimke Verstegen lette tijdens het roepen even niet op en zo rolde hij met zijn driewieler de sloot in. Dit werd grappig opgenomen.

De vrijdagnamiddag werkten we aan het Hoekske. Daar stond toen een houten groen hok vooraan aan de Zandvoortsestraat, op de plaats waar nu ook een electriciteitshuisje staat. Het was er erg koud, want het mocht niet verwarmd worden, dat was slecht voor de eieren. Je moest dikke warme kleren aan en maar werken tot je warm werd. Boven op een balk stond een mooie spreuk: “Wie niet als vriend hier binnen huppelt, word er terstond weer uitgeknuppeld”. Dat was het werk van Hollandse soldaten, die waren gelegerd in de zaal van Toon van den Hoogen.

Op zaterdag voormiddag was het inpakken in het Pakhuis in Langenboom. Dat werd ook, net als in de Langstraat, gebruikt voor het afhalen van veevoer enz. Op 10 en 11 mei 1940 was er flink huisgehouden in dit Pakhuis. Er waren eieren uit kisten gegooid. Ook hadden de Duitsers enkele kisten met eieren meegenomen. We hebben er een flinke schoonmaak moeten houden.

 

Toon Verstraten haalt met de tractor eieren op

 

Na 1956 is het eieren sorteren overgenomen door de gebroeders Toon en Sjef Verstraten. Een korte tijd heeft ook Jan Verstraten meegeholpen. Inmiddels werden er ook eieren opgehaald door de vrije handel. Dat was een uitkomst voor veel boeren. De Eierbond kon niet achterblijven en moest

ook aan huis gaan ophalen. Het grote houten hok tegenover café ’t Huukske werd afgebroken en Toon Verstraten, die voortaan de eieren ging ophalen, verhuisde naar een loods van Bosman, waar later de Controls in kwam. Toen daar geen plaats was naar ’t Huukske, totdat er in Langenboom een eierpakhuis was gebouwd.”

Eierpakhuis aan de Dominicanenstraat: later Blaosschuurke

Blijkbaar waren er in 1957 problemen ontstaan tussen de twee gedeeltes Escharen en Langenboom, want op 23 december van dat jaar vond bij Jo Bens de oprichtingsvergadering plaats van een eigen Langenboomse afdeling. (Welke problemen er geweest zijn, was niet te achterhalen). Waarnemend voorzitter Arnold Toenders verwelkomde dhr. Simons, de voorzitter van de Pluiveehoudersbond en dhr. Peters, de secretaris-directeur van de Coöperatieve Roermondse Eiermijn. Hoge Pieten, die speciaal naar Langenboom waren gekomen. Voorzitter Coos van Duijnhoven van de NCB had in een voorlopig bestuur gezeten en droeg het gezag weer graag over aan het nieuwe bestuur in de personen: Arnold Toenders, voorzitter (tevens lid van het hoofdbestuur), Jac. v.d. Linden – vice voorzitter (was tevens ook bestuurslid van de CRE in Roermond), Frans van Diepenbeek, Jo Verstegen en Harrie Jans. In de eerste kascontrole werden gekozen: Grad v.d. Burgt – Jo Hendriks en Frans van Dalen. Secretaris werd Toon Verstraten, die tevens werkzaam was als administrateur. Hij bekleedde deze functie buiten het bestuur.

Voorzitter Toenders hoopte, dat alle leden achter het bestuur zouden staan, ondanks het rumoerige verleden, want ook in de toekomst moesten vele problemen nog overwonnen worden. Een van die problemen was het bouwen van een nieuw Eierpakhuis. Men kon nog terecht bij de twee pakhuizen in Langenboom nl. in de Langstraat en aan de Dorpsstraat, maar de ruimte was te beperkt.

In een bestuursvergadering van 3 februari 1958 werd hier uitvoerig bij stilgestaan. Uiteindelijk besloot men in te gaan op een aanbod van de wed. A. Verstraten, die grond had aangeboden aan de Dominicanenstraat. Bijbouwen achter bij het pakhuis van de CAV werd verworpen, omdat dat dan voor de vrachtauto’s van de CRE slecht bereikbaar was.

Voortvarend werd en nu gewerkt: Gerrit van Bommel maakte een tekening en op 12 april 1958 vond al de aanbesteding plaats. Aannemer Piet Verstraten uit Zeeland was met

f. 8.600,= de laagste inschrijver. Op 31 mei wapperde de vlag al op de nok van het nieuwe pakhuis en werd er getracteerd op bier en grote sigaren.

Inzegening door pastoor Hoenselaars. Voorzitter Arnold Toenders kijkt toe, ook broeder Michiel 

 

Harrie Jans en Frans van Diepenbeek bij de opening

Voorzitter Arnold Toenders spreekt de leden toe bij de opening

Sorteren van eieren

Sjef en Toon Verstraten aan het inpakken

 

De opening en inzegening konden al plaatsvinden op 20 juli door pastoor Hoenselaars O.P., die in gezelschap was van Kapelaan v.d. Idsert en Pater Houtenbosch. Uiteraard ontbraken de bestuursleden van de CRE, de NCB en de CAV niet op deze heuglijke dag en werd er menig borreltje geschonken.

Ter betaling werden twee leningen aangegaan van f. 4.000,= bij Jac. v.d. Linden en Toon Verstraten. Rente 4 ½ %. 

In 1958 groeide het aantal leden naar 102. Er werden 3.482.651 eieren geleverd en een paar honderd eenden-eieren (583). Dit was ruim 80.000 minder dan in 1957, vooral veroorzaakt door de ziekte bronchitus. Aan eiergeld werd uitbetaald f. 437.593,03. Er werden 7.199 kisten aan Roermond geleverd. Per ei berekend werd er uitbetaald 12,3 cent. In 1957 was het nog 12,6 cent geweest.

Verkoop pluimvee

Een onderafdeling van d’n Eierbond was de Cooperatieve Pluimveeverkoopvereniging afd. Langenboom. Aan de slachterij in Boxmeer werden kippen geleverd, die te oud werden of niet meer genoeg eieren legden. Daarnaast werden daar ook mestkuikens geslacht. Zo werden er in 1959 vanuit Langenboom daar aangeleverd 15.419 slachtkippen, 9.092 mestkuikens, 407 oude hanen, 3 konijnen en 1 kriel. In 1961 liep dit al op naar ruim 40.000 stuks, vooral mestkuikens, want het opfok-

ken hiervan kwam steeds meer in zwang. Toch gaf de aanvoer naar Boxmeer vaak problemen. De kippen moesten soms wel 3 tot 5 weken langer op het bedrijf blijven dan de bedoeling was. Daarom werd er steeds vaker geleverd aan de particuliere handel.

Geleverd in 1959 ruim 4 miljoen eieren. Veel last gehad van bronchitus en vogelpest. De prijs daalde en kwam op 10,4 cent uit. Per week 165 kisten gemiddeld.

In 1960 was de opbrengst per ei alweer iets minder.

Eind 1960 kwam een heikel punt aan de orde, nl. het extra betalen aan grote leveranciers van eieren. Men wilde hen voor de coöperatie behouden. Blijkbaar gingen vele grote bedrijven over naar de particuliere handel, en bleven de kleintjes over. (Een particuliere handelaar was o.a. in Langenboom Koos van Gaal). Die kleine leveranciers hadden over het algemeen minder goede eieren en waren de kosten die er gemaakt moesten worden voor hen ook hoger. Dit heeft veel discussie opgeleverd tijdens de vergaderingen. De grote bedrijven kregen in 1961 tezamen ruim f. 4.000,= extra uitbetaald.

In 1960 werd een kleine auto aangeschaft door Toon Verstraten en vroeg hij toestemming om aan het eierpakhuis een garage te mogen bouwen. Men ging hiermee akkoord. Tevoren had hij de eieren met de tractor opgehaald.

In juli 1960 ging men op excursie naar de Pluimveetentoonstelling in Horst. Maar voordat men ’s middags per bus hier naar toe ging, had men ’s morgens met veel geduld als filmfifuranten opgetreden bij de CHV in Veghel. (Deze film is zeer onlangs weer tevoorschijn gekomen).

In 1960 werd de grens van 5 miljoen geleverde eieren gepasseerd. Gemiddeld 11,3 cent. Steeds meer ging men over naar het houden van de “witte leghorn”. Deze kip bleek de beste legresultaten te hebben.

Geestelijk adviseur was pastoor Hoenselaars. Hij vertelde in 1961 op de Jaarvergadering, dat hij maar een arme pastoor was en zijn beste vrienden waren dan ook de pluimveehouders. Daar werd hij steeds aan herinnerd bij het zien van de gekookte eitjes op zijn tafel. De eieromgang door broeder Michiel (de eierwezel had hij als bijnaam) bracht dan ook heel wat korfjes eieren op.

 

Auto, waarmee de eieren werden opgehaald en naar Roermond werden gebracht.

Toon Verstraten bij de ophaalvrachtauto van de Roermondse Eiermijn

Sorteermachines in Langenboom

Omdat de aanvoer in Roermond steeds grootsere vormen aannam en men daar niet alle eieren meer kon verwerken werd er uitgekeken naar andere locaties om daar de eieren te sorteren. Zo had men ook het oog laten vallen op Langenboom. De oude maalderij van de NCB bij herberg ’t Hoekje bleek geschikt te zijn voor plaatsing van een sorteermachine. Huurprijs f. 500,=. Voorkeur om daar te mogen werken werd gegeven aan de leden van de Eiervereniging. Op 29 mei 1961 werd daar gestart. De struif werd bewaard in de diepvrieskluis van Toon van Huisseling.

De drukte in Roermond was blijkbaar overweldigend, want opnieuw ging men kijken of er ergens in Langenboom nog een eiersorteermachine geplaatst kon worden. De voor de hand liggende plaats werd het eierpakhuis zelf. Wel was het noodzakelijk om een groot deel van de achterbouw van Toon Verstraten erbij te betrekken. Zes personen + Toon en Sjef Verstraten vonden er werk. Op 11 september 1961 werd hier gestart. Er werkten op de twee lokaties o.a. Toon de Klein – Tonnie Albers – Wimke Jans – Toon van der Ven en ook Gerrit Verstegen. Tezamen werden op de 2 sorteermachines iedere week 800.000 eieren gereed gemaakt in dozen voor de export naar andere landen. In het voorjaar van 1963 lag het werk er enige maanden stil, en werden de toenmalige arbeiders ontslagen. Op 24 juni kon men opnieuw opstarten. In 1965 maakten de inpakkers gezamenlijk een reisje naar de Moezel, maar daarna was het snel gebeurd en werd alles weer overgeplaatst naar Roermond. Op ’t Hoekske werd het aangekocht door Gerrit Verstegen en kwam de schietclub erin en later de Pub. Om het laden en lossen te vergemakkelijken was de vloer verhoogd. Dat is nog steeds zo.

 

Sorteren in de nissenhutten

Toch werd het weer zeer druk in Roermond en moest men daarom weer uitwijken. Opnieuw kwam Langenboom in beeld maar nu in 4 nissenhutten van Bosman, die in 1965 verlaten waren door de Controls. Volop werd met het sorteren van eieren gestart i maart 1970. Er waren wel 40 personen in dienst, onder leiding van Toon Verstraten. Aan 3 grote sorteermachines werden de eieren exportgereed gemaakt.

Eieren inpakken in gebouw aan de Eikenlaan: nu Van der Burgt snelbouw

Eieren sorteren aan de Eikenlaan

Er werkten o.a. Theo Lukassen – Jeanne Peters – Annie van Kreyl – Annie van Bommel-de Klein – Tien en Koosje Verstegen – Jo Verbeek en Arie van Diepenbeek. Sjef Verstraten haalde, soms tezamen met Sjaak van Hout, de eieren op.

Ook hier kwam een einde aan, toen in oktober 1971 dit bedrijf gesloten werd.

Eiervereniging

Ondertussen was d’n Eierbond gewoon doorgegaan. Vanaf 10 juli 1961 ging een verbod in op het aannemen van nieuwe leden, alleen jonge startende boeren waren nog welkom. De aanvoer werd te groot om te verwerken.

Gemiddelde eierprijs in 1961 was 10,5 cent. Ruim 6 miljoen eieren geleverd. In 1962 wederom ruim 6 milj. De prijs zakte naar 9,5 cent. In 1963 ruim 5 milj en een betere prijs van 11,6 cent.

Hoe was de verdeling van de eierenleverantie:

(Iedere kg is ongeveer 17 eieren) In 1962 was dit:

2 bedrijven met meer dan 10.000 kg

1 bedrijf tussen de 8.000 en 10.000 kg

2 bedrijven tussen de 7.000 en 8.000 kg

10 bedrijven tussen de 5.000 en 7.000 kg

19 bedrijven tussen de 3.000 en 5.000 kg

65 bedrijven leverden minder dan 3.000 kg = minder dan 1.000 eieren in de week

Het gemiddelde aantal kippen bedroeg ongeveer 500 per bedrijf.

Centraal ophalen

Op 28 januari 1964 vond de bespreking plaats om te komen tot een centrale ophaaldienst van eieren in de plaatsen Escharen – Gassel – Velp – Reek – Mill en Langenboom. Deze reorganisatie werd op 6 april ingevoerd, waarbij tevens de eieren door de CRE zelf werden gewogen. De betaling verliep voortaan via de lopende rekening. Met ingang van 1966 was de algehele reorganisatie tot stand gekomen en verliep voortaan alles via de CRE uit Roermond. Er bestond geen reden meer om de vereniging nog volop in stand te houden en ze werd daarom rustend.

Eierpakhuis

Wel bleef het eierpakhuis nog enkele jaren in gebruik als overslagplaats, maar ook daar kwam eind 1968 een einde aan, omdat de eieren vanaf 1 januari 1969 rechtstreeks vervoerd zouden worden naar Roermond.

De oud bestuursleden kwamen bijeen om te beraadslagen over dit gebouw. Toon Verstraten had er wel interesse in en al snel kwam men tot een akkoord. Voor het restant schuld, dat er nog was bij de vereniging, kon hij het gebouw overnemen. Zo geschiedde.

Toon Verstraten heeft er eerst nog legkippen in gehad, waarna Toon Nooijen het gebouw gebruikte voor het opfokken van kuikens. Vervolgens huurde Jan Verberk het als opslagplaats voor zijn schildersbedrijf. Toen ook dit eindigde had muziekvereniging Amicitia er wel interesse in als repetitielokaal. Men kwam met Toon tot overeenkomst hierover en met een kleine aanpassing voldeed het ruim 20 jaar. Ondertussen heeft Amicitia het gebouw reeds enkele jaren geleden aangekocht en er staat nu een fikse verbouwing op stapel om het gebouw aan de eisen van de vereniging in te richten.

Toon Verstraten had ondertussen in 1969 een nieuwe functie gekregen als gemeenteontvanger. Deze functie vervulde hij 22 ½ jaar, waarna hij van zijn welverdiende VUT mocht gaan genieten. Helaas overleed hij op veel te jonge leeftijd in 2002. In 1999 had zijn broer Sjef al het tijdelijke met het eeuwige verwisseld na nog ruim 25 jaar bij Bosman gewerkt te hebben.