Campagne “De Russendaal”

 

Op maandag 28 oktober 1872 was het behoorlijk druk in de gelagkamer van “Station Halfweg” aan ’t Hoekske in Langenboom. Herbergier Ermert Ermers bracht met genoegen zijn oude en jonge jenever rond. Belangstellenden en nieuwsgierigen waren er ’s middags in afwachting van notaris Stephanus de Bruijn uit Grave bijeengekomen. Nadat veertien dagen eerder bij Van den Bogaard in “Oud Hoekje” de inzet was geweest van de veiling van boerderij “Klein Russendaal” zou nu de finale toeslag plaatsvinden. De hoogste inzet was gedaan door Rudolf Walter, burgemeester van Grave, enwel f. 3.100,=. (Deze Rudolf was een broer van Felix Walter, de rentmeester van Tongelaar, die er voor zorgde, dat er een Dominicanerklooster in Langenboom kwam). De boerderij was in totaal ruim 8 ha groot, maar daarbij behoorde veel bos. Voor die tijd een behoorlijke boerderij en daar had men wel zin in.

 

Kaartje uit 1865

 

Klein Russendaal

In het begin van de 17e eeuw, dus rond 1600, hebben nazaten van de heren Floris en Maximiliaan van Egmond in de binnenbocht van het huidige Hoekske een klein landgoed in hun bezit gehad, geheten Ysselsteynhoff. Rond 1674 hoorde het landgoedje toe aan de graaf van Horne, de garnizoenscommandant van de vesting Grave. Later kwam het in het bezit van de familie Van Ham, die een zeepziederij had in Grave. Het landgoed heette toen Rustendaal, wat later veranderde in Russendaal. Nicolaas van Ham vertrok in 1852 naar een plaats bij Kleef, dat was toen Pruissisch gebied (zijn vrouw kwam daar vandaan) en verkocht hij het landgoed in stukken. Jan van Schadewijk uit Haren kocht in 1852 Groot Russendaal. (De boerderij nu van Gerrit van Boekel). In 1856 nam Theodorus van Sambeek uit Mill de boerderij “het Pannenhuis” genaamd, over. Een huis met pannen was een grote uitzondering toen, want een pannendak was veel duurder dan van riet of stro, dus een voorname behuizing. Dat huis is afgebroken, maar stond bij het huis waar nu Hennie Willems woont. Vervolgens kocht in 1860 Adriaan van den Biggelaar, een bierbrouwer uit Grave de derde boerderij “Klein Russendaal”. Via familie erfenis was deze boerderij in 1862 in handen gekomen van Joseph Walter uit Grave. Hij was gehuwd met Anna Maria van den Biggelaar. In 1872 sterft deze Anna Maria en komt het grondbezit van Joseph Walter onder de hamer.

Terug naar de gelagkamer van herberg “Station Halfweg”.
Nadat de notaris plechtig iedereen welkom had geheten, en de spelregels van het bieden nog eens had uitgelegd nl. o.a. dat iedere hoging f. 5,00 betekende enz. Ook vertelde hij uitdrukkelijk, dat het opgaande hout buiten de verkoop bleef, dit zou apart verkocht worden. (Dit bracht nog 588 gulden op).

De inzet van f. 3.100,= werd spoedig overboden met 5 hogen oftewel f. 25,-- door Jan Dammers uit Wanroy. (Deze Jan Dammers zou 8 jaar later toch vanuit Wanroy in Langenboom komen wonen, nl. als pachter van de Josephhof aan de Dominicanenstraat). Daar ging Peter Peeters, landbouwer en grondeigenaar uit Escharen, vlot overheen met 25 hogen = f. 125,--. Jan Daamen uit Wanroy deed nog een poging met een bod van 25 gulden extra, maar opnieuw ging Peter Peeters hier ruim overheen met f.100,--. Daar hadden de anderen niet meer van terug en bleef het stil tot de hamer viel. Het eindbedrag was f. 3.375,--.

Campagne

Toen kwam de aap uit de mouw, want deze Peter Peeters bekende, dat hij niet voor zichzelf handelde, maar als stroman fungeerde voor de Jezuïet Pater Theodorus Swarts, de rector van Mariëndaal, het Jezuïetenklooster langs de Rijksweg in Velp. Dat klooster was in 1865 gebouwd als opleidingscentrum voor novicen. Na een aantal jaren was het de superieuren gebleken, dat in vakantietijden een morgenwandeling naar de Elft en een middagwandeling naar Reek niet in staat waren moegestudeerde philosofenkoppen voldoende op te knappen. ’t Gemis van een campagne, waar men alle wetenschap kon laten wegwaaien, deed zich geducht gevoelen. Het oog viel op de boerderij met bijbehorende gronden “Klein Russendaal”. Het lag op een aardige afstand, zodat men meteen een fikse wandeling kon maken om daar naar toe te gaan.

Kadasterschets van de bouw van Russendaal in 1875

 

Russendaal tijdens de kloosterperiode

 

Bouw Russendaal

De boerderij “Klein Russendaal” voldeed volstrekt niet aan de eisen van een ontspanningsoord voor studenten, daarom werd ze afgebroken. Broeder Jezuïet Albertus Slootmaekers, geboren op 15 januari 1814 in Breda, werd de eer gegeven een nieuwe campagne te tekenen. Hij had zich door zelfstudie ontwikkeld tot architect. Hij was ook de ontwerper van het klooster Mariëndaal en meerdere kloosters en een kerk in Maastricht. Kenmerkend voor zijn bouwwerken is de imposante, robuuste bouw. De grote architect Pierre Cuijpers (die ook de kerk in 1869 in Langenboom ontwierp), zou eens gezegd hebben, dat hij uit hetzelfde aantal stenen, twee kloosters had kunnen bouwen, dus aan stevigheid mankeerde het niet. In 1873 werd er een gracht gegraven, zodat men twee vliegen in één klap sloeg. Er kwam voldoende zand tevoorschijn voor het ophogen van het perceel, en men had meteen een gracht als omheining. Een groot aandeel in het graven van die gracht had broeder Vervenne geleverd. Toen hij later naar de missie vertrok verzocht hij de overste of hij zijn klompen en schop mee mocht nemen.

Ontspanning aan de achterzijde van de Campagne.

 

Spelevaren op de gracht

 

Samen op het balkon.

 

In 1874 vorderde de bouw gestaag.  Er kwamen overnachtingskamertjes (chambrettes) en daarnaast grotere ruimtes voor de ontspanning. Op 12 januari 1875 werd de eerste campagnedag gehouden,en daarmee werd het gebouw plechtig in gebruik genomen. Voor op de gevel prijkte in sierletters: A.M.D.G., de afkorting van Ad Maiorem Dei Gloriam, oftewel “Tot meerdere glorie van God”, het devies van de Jezuïetenorde.

Foto van de oude afkorting op de gevel

 

De kegelbaan voordat deze geheel binnen was.

 

Dat bootje op de gracht bracht heel wat vertier

 

Een half jaar later werd het buitenoord verrijkt met een piano, want muzikale ontspanning stond hoog in het vaandel. Binnen kon men ook tafeltennissen en allerlei ander soorten spellen vonden gretige aftrek. Natuurlijk kwam er ook een goed gevulde bibliotheek. Op de gracht werd vrolijk met een bootje gevaren. Dat bootje werd later ook vaak gebruikt, als de Beersche Maas weer eens grote delen tussen Langenboom en Escharen onder water had gezet. Ook een overdekte kegelbaan werd gebouwd, deze kwam te staan naast een schuurtje bij de hoek van de Russendaalseweg met de Campagnelaan.  Aan de andere kant van de Russendaalseweg werd ook een heuse tennisbaan aangelegd.

Huisje bij de tennisbaan

 

Oude ophangbord bij de tennisbaan

 

Natuurlijk kon een sportveld niet ontbreken. Daarop werd gevoetbald, maar met name handbal en volleybal gespeeld. Deze kreeg een plek achter in het complex, richting Maurik. In de prachtig aangelegde tuin kwam een mooie vijver, met een klein Mariakapelletje daarbij. Overal kwamen kronkelende wandelpaden, die het een en ander met elkaar verbonden. Al wandelend over deze paden kon men ook brevieren. (De dagelijkse gebeden uit een boek lezen).

Russendaalseweg afsluiten?

Midden door het complex van de campagne loopt de Russendaalseweg. Dat vond men vanaf het begin zeer vervelend. In 1910 werd een officieel verzoek bij de gemeente Escharen ingediend door rector R. Swarts om die “grooten rijweg” te mogen afsluiten voor het publiek. De gemeenteraad beschikte afwijzend op dit verzoek, omdat deze weg volgens het kadaster eigendom was van de gemeente Escharen. Ook wilde men boeren niet hinderen, die naar hun achtergelegen landerijen wilden. De toenmalige minister P. van Baren heeft zelfs nog persoonlijk het kadaster in ’s-Hertogenbosch bezocht, om zich te laten overtuigen van de waarheid, dat het een gemeenteweg was.

 

1e Wereldoorlog

Gedurende de Grote Oorlog, zoals men dat toen noemde, bleef Nederland neutraal en werd niet aangevallen. België echter werd voor het grootste deel bezet door de Duitsers. Zeer veel vluchtelingen kwamen naar Nederland. Ook Jezuïeten zochten hier bij Marïendaal naar een veilig onderkomen. Een aantal van hen werden gehuisvest in de campagne Russendaal.

 

Piet Lukassen

 

Tuinman

Theo Lukassen wist zich nog goed te herinneren, dat zijn vader Piet vanaf 1935 als tuinman enkele dagen in de week werkte op het “Swietenbos”, zoals toentertijd de algemene gebruiksnaam in Langenboom voor Campagne De Russendaal was. Voor Piet Lukassen was dat niet ver lopen, want hij woonde nabij het ontspanningsoord, aan de rand van het Langven. Vóór hem was die taak uitgevoerd door Cornelis Dinissen. Zijn woning stond aan de Hoogeweg. Hendrik Willems heeft nog helder in zijn geheugen gegrift, dat deze Cornelis een zeer streng man was, die bij voortduring de jongelui uit de buurt van het sportveld of uit de bossen wegjoeg. Hij moest toezicht houden, want vaste bewoners in Russendaal waren er niet. Het gebouw stond meestal leeg.

 

Op de dins- en donderdagen moest de tuinman al vroeg uit de veren zijn, want dan kwamen de studenten zich ontspannen en dan was het zijn werk er voor te zorgen, dat alles opgeruimd was en de kachels brandden. In de kelder waren de kolen opgeslagen. De novicen, altijd met het zwarte habijt aan, ook bij het sporten, kwamen vrijwel altijd te voet vanuit Velp gewandeld, meestal via de Brouwketel en de Hoogeweg. Soms werd de route via de Lage Heide gekozen. Onderweg werd er ontspannen gekeuveld of zong de uit ongeveer 20 personen bestaande groep liederen. Een Frans Marialied ten gehore brengen was ook een vaste gewoonte bij hun vertrek. Dan liepen ze in processie vanuit het hoofdgebouw naar het Mariakapelletje nabij de vijver en vandaar weer huiswaarts.

Gemobiliseerde soldaten bij de kegelbaan van Russendaal. De jongen met de banjo is Theo Lukassen

 

Oorlogsjaren

Eind augustus 1939 kwam de dreiging van een wereldoorlog snel aanzwellen. Duitsland stond op het punt Polen aan te vallen. Nederland hoopte weer neutraal te kunnen blijven, maar voor de zekerheid mobiliseerde men toch. Vele lichtingen werden opgeroepen en in de omgeving van Langenboom werd het zeer druk. Overal kreeg men inkwartiering. Het defensiekanaal werd gegraven. Kazematten verrezen langs dat kanaal en de Raam. Kilometers lange verdedigingslinies werden gegraven en beveiligd. Ook nabij de Russendaal was het één en al bedrijvigheid. En dat grote gebouw was natuurlijk uitermate geschikt om militairen in onder te brengen. Vandaar, dat op 21 october 1939 een overeenkomst werd gesloten tussen ir. Th. Seldenrath, kapitein van de genie, en commandant van de compagnie Pioniers, en rector E. Beukers van huize Marïendaal, waarbij werd overeengekomen, dat het gebouw genaamd Buitenhuis of campagne Russendaal, met een gedeelte van het beboste terrein voor de somma van f. 1.300,= per jaar werd beschikbaar gesteld. De overeenkomst ging met terugwerkende kracht in op 14 september 1939. Het gebouw zou na afloop van de overeenkomst weer in de oorspronkelijke staat worden opgeleverd. Van dat laatste kwam niets terecht, want toen op 10 mei 1940 de Duitsers de aanval openden op de Peel-Raamstelling, kwamen ook de militairen in de Maurik volop in actie. ’s Avonds rond een uur of 6, voerden de zg. Stuka vliegtuigen aanvallen op de stellingen uit en lieten flink wat bommen vallen. Dat was het sein voor de meeste militairen om ’s avonds en ’s nachts daar terug te trekken. Spoedig namen Duitse militairen bezit van Russendaal en ook zij hebben een hele tijd er een onderkomen in gehad.

 

In mei 1941 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van alles wat er nog aanwezig was. Daaruit blijkt, dat er 50 stoelen en 20 tafels waren, lange tuinbanken, 3 kasten, 1 keukenfornuis, 4 kachels, serviesgoed, klok en schilderijen, een tafelbiljart, piano, ballen en kegels op de kegelbaan en tuingereedschap.

Als ontspanningsoord voor de studenten is het in die jaren niet meer in gebruik geweest. De meeste tijd stond het leeg of werd het op onregelmatige tijden door Duitse soldaten in gebruik genomen. Zo ook weer vanaf 1 mei 1944, door “der 4. Marine-Kraftwagen Einsatzabteilung”.  Het waren vooral oudere soldaten (rond de 50 jaar) die het terrein hadden ingenomen. Op 15 augustus waren ze aan het oefenen in de nabijheid van de heuvels rondom het Langven. Op die dag werden er zware bombardementen door de Engelsen en Amerikanen uitgevoerd op Fliegerhorst Volkel. Blijkbaar heeft men ook de oefenende militairen opgemerkt bij het Langven, want een tiental bommen werd daar losgelaten. De Duitsers waren tot hun grote opluchting net aangekomen op de Campagnelaan. Twaalf ruiten gingen door de luchtdruk in Russendaal aan diggelen. Toen op 17 september duizenden parachutisten omlaag kwamen, om zo snel mogelijk een corridor naar het noorden te openen, waren deze Duitse militairen spoedig richting Mill weggetrokken, zodat er niet gevochten behoefde te worden.

Luchtfoto RAF op 19 sept. 1944. De bominslagen bij het Langven zijn duidelijk te zien. Klooster Russendaal is vrijwel niet te zien onder de bomen.

 

Engelse inkwartiering

Zo heel lang behoefde het gebouw niet leeg te staan. Het was een uitgelezen plaats om Engelse militairen een onderkomen te bieden, die werkzaam waren bij de aanleg van een vliegveld op de Heide (nu De Kuilen). Op het officiële bewijs staat, dat met ingang van 26 december 1944 is ingevorderd: “One three storey Brick building (the convent), 1 wooden outhouse, 1 brick outhouse, all occupied”. Zij verbleven er tot 1 juni 1945. Dat ze in het gebouw aardig hadden huisgehouden, bleek wel uit het officiële rapport van de Millse gemeente architect M. de Groot, waarin hij vaststelde, dat op Huize Russendaal alles verdwenen was, behalve 2 kasten, welke nog gedeeltelijk vernield waren.

 

Verkoop Russendaal

Na de oorlog werd Russendaal weer volledig als buitenoord ingericht. Tientallen studenten, ze waren meestal rond de 20 jaar oud, vermaakten zich er op velerlei terreinen. Mien en Marietje Lukassen kwamen hun vader Piet meehelpen. Zij zorgden tot 1956 dat alles opgeruimd werd en de vertrekken schoongemaakt werden. De toestroom van nieuwe studenten begon in de jaren ’50 echter terug te lopen. Daarnaast ontstond er grote ontevredenheid over de toestand van huize Mariëndaal. Het was verouderd en paste niet meer bij de ontwikkelingen. Er werden plannen gemaakt om het te verbouwen, maar uiteindelijk koos men er voor om het opleidingscentrum voor de novicen te verplaatsen naar Venlo.

Er werd gezocht naar een koper. De St. Jozefstichting werd de nieuwe eigenaar. Zij exploiteerden tehuizen voor geestelijke gehandicapten. Mariëndaal werd daarop aangepast.

Russendaal werd op 29 april 1966 aangekocht voor eigen gebruik door Adrianus Nollen, de directeur van die St. Jozefstichting. Hij kocht het gehele buitengoed van bijna 8,5 ha voor  f. 150.000,=. Het gebouw werd voor particuliere bewoning aangepast.

In de jaren '70 werd de Russendaalseweg even afgesloten

 

De schuur oftewel koetshuis, waarin later ook een kapel was ingericht, werd omgebouwd tot een woonhuis voor dhr. J. Scholte, een medewerker van Nollen. Toon Theunissen kocht in 1981 deze woning en nu wonen twee van zijn kinderen hierin, met hun gezinnen. Nadat er commotie ontstaan was over de St. Jozefstichting en directeur Nollen landelijk in het nieuws kwam, werd Russendaal  overgenomen door Willem en Petra van Wanrooy. Zij transformeerden Russendaal tot een conferentieoord. Nadat Willem en Petra naar Nijmegen verhuisd waren, kwam in de ’90 jaren het buitengoed in handen van de familie Hendriks uit IJsselstein (Limburg). Daar hadden zij een groot varkensbedrijf gerund. De familie van Wanrooy behield nog wel het achterste gedeelte van het landgoed, nu toegankelijk met een poort, waarop staat “Zwietenhof”. De huidige bewoners Wim Reqouin en Hans van Gerven hebben vanaf het begin van deze eeuw hun eigen stempel gedrukt op Russendaal. Het interieur is wederom grondig veranderd en bijzonder smaakvol ingericht. Zo blijft een uniek stukje Langenboom voor het nageslacht bewaard.

De toegangspoort tot het aparte stukje gebied "Zwietenhof" behorende aan de familie van Wanrooy.

Het huidige prachtige buiten "De Russendaal"