Langenboomse achternamen
Onze voorouders kenden slechts één roepnaam per persoon.
Pas in 1811 werd iedereen verplicht om een achternaam of familienaam te houden.
Familienamen zijn op verschillende manieren ontstaan. We onderscheiden o.a.:
Patroniemen: achternamen die zijn afgeleid van een voornaam. Dit kwam in Noord-Brabant en in Noord-Limburg meer voor dan in de rest van het land. Van een voornaam wordt dus een achternaam gemaakt. Bijv.: Jan heeft een zoon die Willem heet; deze wordt Willem Jans genoemd. Willem heeft op zijn beurt een zoon Hendrik; die wordt dan Hendrik Willems genoemd.
Iedere generatie kan dus een andere naam hebben. Vaak kun je meteen aan de naam horen dat het een patroniem is, maar dat is niet altijd het geval. Voorbeelden van patroniemen zijn o.a.: Bastiaans, Theunissen, Jordens, Hendriks, en Loeffen, maar ook Cuppen en Bouwen.
Toponiemen: Namen met betrekking tot de leefruimte van de mens. Hiertoe behoren de namen van huizen, woonkernen, landerijen, wateren, gebieden, eilanden, enz.
Mensen die afkomstig waren uit een andere plaats werden naar die plaats genoemd. Bijv.: Martinus Cornelissen die uit Zeeland kwam werd in zijn nieuwe woonplaats Martinus Cornelissen van Zeeland genoemd. Voorbeelden van toponiemen zijn: van Bakel, van Boxtel, van Schayik. Waren er meerdere mensen met dezelfde voornaam, dan probeerde men preciezer aan te geven welke persoon men bedoelde. Soms werd die dan genoemd naar de plek waar die persoon woonde. Bijv. naar een hoogte in de omgeving: van de Heuvel, van de Berg of: van de Zanden, van de Broek.
Beroepen: Een achternaam werd soms ook afgeleid van het beroep, bijv. Wim Smits, (smid); Toon Raaymakers, (radmaker), Jan Mulders: (molenaar).
Dierennamen: Soms werd een naam afgeleid van een dier: bijv. Vogels, Schaap.
Rare achternamen: In 1811 werd iedereen verplicht een achternaam te hebben. Sommige mensen dachten dat het maar tijdelijk zou zijn of ze vonden het maar flauwekul. Daarom gaven ze een rare naam op. Voorbeelden hiervan zijn: Naaktgeboren, Billekes, Vroegindewei.
Boerderijnamen: Soms werden mensen genoemd naar de boerderij waar ze woonden, zoals in Mill: van de Vorle, v.d. Vloet. Boerderijnamen kwamen vooral voor in Oost-Nederland.
Persoonsaanduidingen: Soms werden mensen genoemd naar hun uiterlijk, de Groot of de Klein, de Lange, de Korte, ook de Oude of de Jonge.
Om het overzichtelijk te maken is de verklaring van de achternamen verdeeld in vier stukken:
A t/m D
E t/m H
I t/m P
R t/m Z
Lies van Limbeek-Meulepas