Langenboom los van Escharen.
Nog steeds denken velen uit Langenboom met weemoed terug aan de tijd, dat het vóór 1942 één gemeente vormde tezamen met Escharen. Was het de Duitse bezetter, die de gemeente opsplitste, en Langenboom in Millse handen dreef? Of vormden andere factoren de werkelijke redenen? Hieronder willen we trachten dit uit de doeken te doen.
Plan 1:
Rond 1850 werd er al even over gemeentelijke herindeling gesproken, maar omdat men er niets in zag, bleef alles bij het oude. In 1919 kwam het herindelingsspook opnieuw op het toneel. Er werd door Gedeputeerde Staten een schuchtere poging in het werk gesteld om te komen tot vereniging van de gemeenten Grave, Gassel, Escharen en Velp. De provincie vroeg aan de gemeenten om hun oordeel hierover. De gemeente Mill zag likkebaardend uit naar annexatie van Langenboom en op 7 januari 1920 zond het de volgende argumenten naar Den Bosch :
- Door zijn ligging behoort dit gehucht meer tot Mill dan tot Escharen
- De parochie Langenboom ligt voor een groot deel onder Mill
- Het verkeer tusschen Langenboom en Mill is veel drukker dan tusschen Langenboom en Escharen
- De Langenboomsche boeren zijn lid van de Millsche zuivelfabriek en halen hunne voederartikelen en kunstmeststoffen te Mill van den trein, zoodat zij veel meer van de Millsche wegen gebruik maken, dan van de Escharensche, terwijl zij niet in het onderhoud bijdragen.
- Langenboom behoort tot het postkantoor van Mill
Dan horen we enige tijd niets, maar op aandringen van de provincie komen de gemeenten toch bij elkaar om over het voorstel van de provincie te overleggen. Op 8 augustus 1920 komen Escharen, Gassel en Mill bijeen. Burgemeester van Hövell van Escharen brengt naar voren, dat zij er niet aan denken Langenboom af te staan of zich op te heffen. Ook Gassel wil absoluut Tongelaar niet afstaan aan Mill.
Ook het overleg in Grave op 8 september loopt op niets uit. Grave wil wel, maar de andere gemeenten houden de poot stijf en laten dat Den Bosch ook weten.
In 1923 werd een nieuwe poging in de kiem gesmoord en zag men voorlopig van herindeling af tot ongenoegen, vooral van Grave, dat een zeer klein grondopppervlak had en graag wilde uitbreiden.
Plan 2:
Op 17 maart 1933 bracht de Commissaris van de Koningin een bezoek aan Grave. Hij bracht de mogelijkheid ter sprake te komen tot uitbreiding van het grondgebied der gemeente Grave, vooral vanwege het grote gebrek aan bouwgrond in die gemeente. Grave stuurde een brief, waarin zij o.a. schreef:
“Bij het onderhoud, dat wij met U (de Commissaris van de Koningin) mochten hebben, werd door U gevraagd een schetskaart te mogen ontvangen, waarop zou worden aangegeven met welke gemeenten het grondgebied van Grave naar ons oordeel zou kunnen worden uitgebreid, om te komen tot het vormen van eene omvangrijke gemeente, hetgeen zou kunnen leiden tot een meer economisch beheer en bestuur van het betrokken gebied.
Op de kaart van 20 juni 1933 hebben wij het grondgebied aangeduid, omvattende de gemeenten Grave, Velp, Reek, Escharen en Gassel, welk gebied naar ons oordeel tot één gemeente zou kunnen worden gevormd, mogelijk met uitzondering van een gedeelte van de gemeente Escharen, hetgeen misschien beter ware te voegen bij de gemeente Zeeland of Mill c.a.
Plan 3:
Het is daarna een tijdje stil en dan komt het voorstel op 27 november 1935 van Gedeputeerde Staten om de gemeenten Escharen – Velp en Gassel samen te voegen.
Dat is natuurlijk een verrassing: Grave viel ineens buiten de boot.
De provincie schreef: “Deze gemeenten, welke tezamen een oppervlakte hebben van 3816 ha (Escharen 2015 ha, Gassel 1057 ha en Velp 744 ha met gezamenlijk 2911 inwoners ). Escharen 1476, Gassel 622 en Velp 773 inwoners vormen een aaneengesloten geheel en zijn, wat aard en karakter der bevolking betreft, geheel gelijksoortig.
De financiële voordelen, verbonden aan de samenvoeging dezer gemeenten, zullen onmiddellijk worden genoten, terwijl nadelen voor de betrokken gemeenten niet te verwachten zijn.”
Uiteraard is de gemeente Grave ook niet gelukkig met dit voorstel. Grave schreef naar de provincie:
“Na kennisneming van het vorenstaande zal het begrijpelijk zijn, dat door het gemeente bestuur van Grave met enige verwondering en teleurstelling werd kennis genomen van uw schrijven van 27 november 1935. Bij de vereniging van Escharen, Gassel en Velp wordt geen rekening gehouden met de vitale belangen van Grave.
De beweegredenen kunnen we onderschrijven, maar ze gelden ook voor Grave. Genoemde vier gemeenten passen zowel geografisch als economisch, zowel sociaal als cultureel, zowel godsdienstig als politiek volkomen bij elkaar.
Van ouds is Grave de kern en het centrum van deze streek. De omliggende plaatsen vinden het vanzelfsprekend dat zij naar Grave moeten voor hun notaris, dokter en apotheker, voor het verplegen harer zieken in het ziekenhuis, voor het afdoen hunner zaken ten kantore van de ontvanger der registratie en domeinen en van de ontvanger der directe belastingen, voor het aan de man brengen van verschillende producten, voor het doen van diverse inkopen, voor het zoeken van ontspanning en vermaak. Van de vier gemeenten, waarvan wij de vereniging voorstaan, zijn er drie reeds jaren aan gewoon, dat hun burgemeester in Grave woont. Immers zowel de burgemeester van Grave, als de burgemeester van Velp en Escharen hebben hunne woning in Grave.
De vereniging van Escharen, Velp en Gassel zou in Grave worden aangevoeld als een aanslag op het historisch gewordene en als een tekortdoening aan het roemrijk verleden dezer plaats, welke, wanneer zij als kleine vlek, tussen grotere gemeenten zou blijven liggen, mogelijk in haar betekenis als oud centrum zou inboeten.
De nieuwe gemeente Escharen-Gassel-Velp zou een oppervlakte krijgen van 3816 ha met een zielental van 2871, terwijl Grave daarneven zou liggen met een oppervlakte van 404 ha (waarvan in de wintermaanden meerdere malen ong. 5-6 gedeelte onder water staat), en een zielental van 2320.
Grave voelt reeds lang in zich een drang naar expansie, welke vooral de laatste tijd meer dan ooit het geval was tot uiting komt en nog eens extra wordt aangewakkerd door de vestiging van een groep politietroepen voor het bewaken van rivierovergangen en door het komen ener militaire kazerne in deze gemeente. Voor het gehuwde personeel der politietroepen werden onlangs vijf woningen gevraagd, doch niet één kon er worden aangeboden. Wanneer straks de nieuwe militaire kazerne gereed zal zijn, zullen ook dan wederom geen woningen ter beschikking gesteld kunnen worden. Er is een totaal gemis aan bouwgrond.”
De gemeenteraad van Grave sprak zich op 10 december 1935 met algemene stemmen uit voor een gemeente Grave, Escharen, Gassel en Velp.
Op 27 januari 1936 komt de gemeente Gassel met haar reactie:
Gemeenteraad en commissie hebben besloten onvoorwaardelijk te zijn tegen de voorgestelde samenvoeging en elk ander voorstel, ten doel hebbend aan deze Gemeente haar zelfstandigheid te ontnemen.
Ook de gemeente Velp is mordicus tegen.
Ze heeft enkele argumenten die de andere niet noemen:
Bij een samenvoeging bestaat het gevaar, dat de Velpse school als kleinste, het eerst in aanmerking komt om te worden opgeheven.
Historisch gezien behoorde Velp tot het Land van Ravenstein. Processies mochten daar gehouden worden op de openbare weg. Dit zou wel eens verloren kunnen gaan bij samenvoeging.
Het verschil met Escharen en Gassel komt duidelijk tot uiting met name in het dialect.
Op 21 januari 1936 komt de Gemeenteraad van Escharen speciaal voor dit onderwerp bijeen. Aanwezig zijn: de voorzitter –burgemeester F. Baron van Hövell tot Westerflier, de wethouders M. Roelofs en J. Arts en de raadsleden C. de Klein, L. van Raay, B. Christiaans, J. Jans en C. v.d. Burgt.
De Burgemeester voelt wel wat voor samenvoeging van Escharen met Gassel en Grave. De beide wethouders zijn tegen en ook de gemeenteraad ziet er niets in.
Omdat het wettelijk voorschrift was, dat ook de bevolking haar mening mocht geven, werd er een speciale commissie Grenswijziging gekozen. Er werd maar één lijst ingediend, zodat automatisch de bovenste 7 waren gekozen. Op 11 januari 1936 werden de navolgende leden benoemd:
Van Duynhoven C.A. L’boom Peeters H. Escharen
Bens W.M. L’boom Janssen A. Escharen
Van Bakel C. L’boom Gerrits M. Escharen
Reinen Math. L’boom
Van de 7 personen kwamen er dus 3 uit Escharen en 4 uit Langenboom.
In deze commissie ontspon zich op 21 januari 1936 een aardige discussie. Terwijl de gemeenteraad unaniem tegen was (mogelijk vreesden ze ook voor het verlies van hun eigen baantje als raadslid) overwoog deze commissie de voor- en nadelen.
Zoals gezegd was de burgemeester voorstander van samenvoeging en hij was ook voorzitter van deze commissie. Als voordelen van samenvoeging noemde hij op:
- vermindering van uitgaven van bestuurskosten
- er is maar één raadhuis, één administratie, één burgemeester
- hoe groter een gemeente is, hoe meer ze kan bereiken
- hij vindt, dat Escharen achter is, er ontbreekt veel, dus kunnen ze er wel beter , maar niet slechter van worden.
Hierop ontspint zich een discussie of die voordelen wel allemaal voordelen zijn. Uiteindelijk zijn de leden Van Bakel – Van Duijnhoven – Reinen en Gerrits voor de grote gemeente en de andere drie willen het bij het oude houden. Iedereen is tegen samenvoeging met Grave en Langenboom zou bij die nieuwe gemeente moeten blijven horen.
De laatste gemeenteraad van de gemeente Escharen in 1941. Ze waren in 1939 gekozen. Vijf van de 7 raadsleden kwamen uit Langenboom.
Hier staan voor het gemeentehuis v.l.n.r.:
Harrie Lamers (kastelein 't Huukske) - Jan Jans (Escharen) - Bernard Christiaans (Gasthuisstraat) - Hent Emons (Woonde in de tip van de Langenboomseweg met de Zuid Carolinaweg) - secr. Minard Peeters - Lange Toon van der Linden (Eikenlaan, handelaar in o.a. fietsen) - weth. Jan Arts - burg. H. Muijser en weth. Marinus Roelofs (Escharen).
Op donderdag 19 maart kunnen de gemeenten hun mening omtrent de samenvoeging geven tijdens een openbare vergadering van Gedeputeerde Staten in Den Bosch.
Gassel en Velp maken hier gebruik van, Escharen ziet er het nut niet van in en stuurt niemand.
Plan 4:
Op 2 januari 1938 kwam de Provincie met een nieuw voorstel: Men wilde Grave uitbreiden met klein stukjes van Velp en Escharen, die zeer dun bevolkt waren. De rest van Velp zou, met de Reek bij Schaijk gevoegd worden. Grave was natuurlijk voor, al zag men liever een ruimere gebiedsuitbreiding. Schaijk was eveneens voor, alhoewel minder enthousiast. Velp was tegen. Liever dan de voorgestelde splitsing wenste het geheel bij Grave te komen, hoewel men het allerliefst zelfstandig wilde blijven. Reek was eveneens tegen. Een combinatie Velp-Reek was desnoods aanvaardbaar. In het hele proces blijkt steeds de felle afwijzing van Reek om bij Schaijk gevoegd te worden. Dat was water en vuur.
Escharen vond de grenswijziging geheel onnodig. Wederom is de burgemeester een voorstander, maar zijn de wethouders en de gehele raad tegen. De gemeentegrens van Grave zou tot 340m van de kerk van Escharen komen.
Ondanks de geopperde bezwaren ging het voorstel naar Den Haag in het najaar van 1938. Van dit voorstel werd niets meer vernomen, het verdween daar in een of andere la, en mogelijk ligt het er nog.
Plan 5:
Kort nadat de oorlog was uitgebroken begon Grave het herindelingsvuurtje toch weer op te stoken. In augustus 1940 verzocht zij bij de nieuwe Secretaris-Generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken om een oplossing om Grave toch maar een ruime gebieduitbreiding te geven. Door de bezetter waren de procedures een stuk vereenvoudigd. In september vond een bespreking plaats en men bleek bereid aan de wens van Grave tegemoet te komen. De Provincie maakte op 18 september bekend, dat men voornemens was om Grave, Velp, Escharen en Gassel samen te voegen, met dien verstande dat Langenboom bij Mill zou komen. Schaijk en Reek zouden ook verenigd worden.
Opnieuw kregen de gemeenteraden de kans zich te laten horen:
Velp verklaarde zich tegen het plan. Mill was enthousiast over de voorgestelde uitbreiding. Landgoed Tongelaar, dat bij Gassel behoorde, wilde men er ook graag bij hebben.
Grave stemde in met het plan. Toch wilde men er graag de Reekse Bergen bij hebben. Escharen sprak zich tegen het plan uit. Vooral de vereniging met Grave ontmoette sterk verzet.
In een zeer uitvoerige brief aan de Provincie bracht Escharen haar bezwaren naar voren:
Publieke opinie: De geheele bevolking, geestelijken zoowel als leeken, intellectuelen zoowel als niet-intellectuelen, kant zich tegen uitvoering van het combinatie-plan.
Onderwijs: Het onderwijs is even goed verzorgd, als zulks later het geval zal zijn. Ieder heeft zijn eigen parochiële bijzondere scholen, in de wijk Langenboom zelfs gesplitst voor jongens en meisjes. Door de zorg der landbouworganisaties – Boeren- en Boerinnenbonden – is de laatste jaren, vrijwel buiten de gemeentekas om, zeer veel gedaan voor de ontwikkeling der boeren en boerinnen, door het geven van cursussen op het gebied van landbouw, veekennis, bedrijfscontrôle, moedercursussen, cursussen in huishoudelijke voorlichting enz. De nieuwe gemeente zal moeilijk meer kunnen presteren.
Zorg voor de volksgezondheid: In de betreffende plaatsen zijn reeds gediplomeerde wijkverpleegsters werkzaam in dienst van de Wit-Gele Kruisvereenigingen. Deze hebben de bestrijding der als volksziekte gevreesde tuberculose reeds krachtig ter hand genomen. De zorg voor moeder en kind is voldoende gegarandeerd door de nuttige arbeid der genoemde wijkverpleegsters, daarin bijgestaan door gediplomeerde bakers.
Verbetering der wegen: Ook op dit gebied heeft de gemeente Escharen de laatste jaren veel gepresteerd, getuige het hoge bedrag van f. 40.000,= aan kosten.
Salarislast: Deze last, die op de bevolking drukt, zal in de nabije toekomst zeker niet lager worden, wanneer er aanzienlijke wachtgelden betaald moeten worden uitgekeerd bij een herindeling.
Werkloozenzorg: Deze zal bij herindeling niet dalen. Escharen had in 1940 slechts gemiddeld vijf werkloozen. Tevens zullen zelfstandige dorpen tot gehuchten worden gedegradeerd. Dit vooral voor Escharen zeer pijnlijk, aangezien het historisch de oudste plaats is. Ook het profijt van een nabij gelegen gemeente-secretarie vervalt. Wie naar Grave moet, zal dit moeten doen per fiets; oudere menschen gebrekkigen zullen moeten loopen. Voorts werd gewezen op het feit, dat een nauw persoonlijk contact met den burgemeester en den gemeentesecretaris door de bevolking zeer op prijs wordt gesteld. De burgemeester moet een echte “ burgervader” kunnen zijn.
Speciaal tegen een samenvoeging met Grave werd nog naar voren gebracht: De volksaard in het stadje is zeer verschillend van die in de omliggende dorpen. Gewezen werd op de wijze van carnavalsviering, die zo verschillend was. Een combinatie met Grave zou een ramp voor de bevolking der omliggende dorpen worden. Men zag veel liever een combinatie met Velp en Gassel, desnoods met Linden en Beers erbij.
Speciaal werd nog gewezen op de samenwerking tussen Langenboom en Escharen op het terrein van de stierenhouderij en de eiervereniging.
Ook de 5 raadsleden uit Langenboom (er kwamen er slechts 2 uit Escharen) spraken zich uit voor zelfstandigheid. Bij samenvoeging bij Mill vreesde men steeds een minderheid te blijven. Wanneer het toch door zou gaan, dan adviseerden de raadsleden uit Langenboom, om de grens van de scheiding anders te trekken, dat toentertijd gebruikelijk was. Met name de gehuchten de Maurik en de Russendaal, alsmede een gedeelte van de Lageheide waren veel meer op Mill dan op Grave aangewezen. De twee raadsleden uit Escharen verklaarden zich hier weer tegen. Die gebieden moesten bij Escharen blijven behoren. Zo liep ook de parochiegrens.
Plan 6:
De kogel wordt toch door de kerk gejaagd. Met name de Provincie wil met alle geweld bevorderen, dat Escharen wordt opgedeeld. Uit een schrijven van 7 november 1941 van de Provincie naar de Secretaris-Generaal in Den Haag staat o.a.: De voornaamste reden waarom de opheffing van Escharen en de verdeeling van haar grondgebied wordt bepleit, is niet gelegen in de wensch van Grave om ook naar deze richting uit te breiden, doch veeleer in den wensch om de bestaande tweeslachtigheid der gemeente Escharen te doen verdwijnen. De in Escharen aanwezige tegenstelling tusschen Maaskant en Zandstreek is voor een verdere ontwikkeling der geheele gemeente, doch vooral voor die der vooruitstrevende zandstreek een ernstige hinderpaal. Eenerzijds het weinig vooruitgang vertoonende Maasdorp, anderzijds de zich sterk ontwikkelende zandstreek, welker bewoners zich veelal terecht, bij die van het Maasdorp achtergesteld voelen, ook al zijn de gemeentelijke bestuurders met de beste bedoelingen bezield. Het dorp Langenboom, met het dorp Mill door een goeden weg verbonden en daarvan niet op grooten afstand gelegen, onderhoudt met dit dorp, op grond van de gelijkheid van belangen, instellingen en volksaard, veel meer betrekkingen dan met het “eigen” dorp Escharen. De bevolking van Langenboom heeft zich dan ook tegen de toevoeging aan Mill nimmer verzet. Het schijnt ons dan ook niet juist, de waarschijnlijk gunstige ontwikkeling van het dorp Langenboom op te offeren aan de belangen van het dorp Escharen, welke belangen door de vereeniging met Grave wellicht niet bevorderd, doch ook zeker niet geschaad zullen worden.
De definitieve plannen worden opgesteld. Er komt nog een beperkte wijziging. Gassel komt niet bij de nieuwe gemeente, maar wordt samen met Linden gevoegd bij Beers. Nu begint het getouwtrek om de juiste afbakening van de gemeentegrenzen
1942: Waar moest De Maurik bij gaan horen? Zowel Grave als Mill wilde dit gebied graag hebben. Het kwam bij Mill.
Het laatste college van de gemeente Escharen in 1941: v.l.n.r.: wethouder Jan Arts - wethouder M. Roelofs - onbekende - burgemeester H. Muijser en echtgenote - secretaris
M. Peeters
Ja, landverovertje spelen is van alle tijden. Iedereen zet zo hoog mogelijk in, om te proberen zoveel mogelijk binnen te slepen. Mill wilde graag de grens hebben tot aan de Raam, met geheel de Maurik, Russendaal en delen van de Lageheide. Grave wilde juist weer grote delen van Langenboom, met name ook de Langenboomse bossen erbij, omdat dat eigenlijk behoorde bij de kazerne van Grave. Zoals zo vaak, wordt de grens ertussenin gelegd, waarbij toch goed is gekeken naar alwaar de bevolking zich het meest bij betrokken voelde. Toch is opmerkelijk een brief waarin een behoorlijk aantal mensen, woonachtig aan de Gasthuisstraat, Hogesteenweg en Zeelandseweg aangaven om toch liever bij Zeeland te gaan behoren, dan bij Mill, omdat de afstand veel korter was. Zij kregen hun zin niet.
Nu de gemeentelijke herindeling eraan zat te komen, kreeg burgemeester De Bourbon een promotie naar Oss. In mei 1941 vertok hij daar naar toe. Mr. Muijser volgde hem tijdelijk op.
In 1941 moesten de gemeenten opgeven welke commissies er nog waren. In Escharen waren dat: Commissie tot Wering van Schoolverzuim: H. Peeters- voorzitter; F. Bongaards-secretaris; B. Arts; J. Arts en J. Jans.
Commissie voor den B-steun: Mr. H. Muijser-voozitter; M. Peeters-secr.penningmeester; M. Roelofs en J. Arts.
Commissie voor steunverleening aan kleine boeren: M Roelofs-voorzitter; M. Peeters-secr; J. Arts en G. v.d. Burgt.
Op 1 januari 1942 werd F. Schram benoemd tot tijdelijke burgemeester.
De gevolgen van de opheffing dienden in beeld gebracht te worden: Dit gaf de volgende uitkomsten:
Het Zielental van rond 1600: daarvan gingen er naar Grave c.a 700 en ruim naar Mill 900. (Om precies te zijn: 427 vrouwen en 492 mannen)
Gronden in gemeente-eigendom: waarvan naar Grave: 189 ha en naar Mill 308 ha.
Huizen: Naar Mill ging 1 huis, waarde f. 7.000,= (schoolhuis); naar Grave gingen 6 gebouwen met een totale waarde van f. 21.024,85. (Woning en gemeentehuis-arrestantenlokaal-schoolhuis-brandspuithuis en boerderij (huis op ’t Zand))
Armbestuur: naar Mill ging een waarde van f. 3420,=, hiertoe behoorde oa. het Schuttersveldje (voor 4 regelmatig bedeelden); naar Grave ging een waarde van f. 15.394,80 voor 1 of 2 armen.
Wegen + grond: Mill kreeg het grootste deel van Escharen, zij het minder goede grond, met het grootste aantal km weg in onderhoud. Grave daarentegen kreeg het kleinste deel, alles echter betere grond met een geringer aantal km weg in onderhoud.
In een boze brief van Grave aan Mill geven ze te kennen, dat Mill veel te veel spullen heeft ingepikt. Na uitvoerig getouwtrek komt men tot een verdeling. Zo mag Mill behouden:
1 ijzeren stamper – 1 ijzeren kruiwagen – 5 lantaarns – 2 planken (rood-wit) – 1 ijzeren hark – 1 ijzeren vork – 1 grote slee – 1 baggerbeugel en 2 vaten teer.
(Waar men zich toentertijd toch druk om maakte).
Op 29 juni 1942 komt een beschikking van het ministerie over de definitieve grenzen van de nieuwe gemeenten.
Zo komt er op 1 juli 1942 toch een einde aan de gemeente Escharen en aan een ruim 20-jarige herindelingsstrijd. Of Langenboom veel meer ontplooiing gekregen heeft bij Mill, dan het bij Escharen gekregen zou hebben, zullen we wel nooit weten. De geschiedenis kreeg zijn loop, maar of iedereen er gelukkig mee was, waag ik te betwijfelen, omdat velen nog met enige weemoed terugdenken aan de tijd tezamen met Escharen.
Toon Ermers.