Hoe kwam Langenboom aan zijn naam?
Gezellig bij den haard gezeten, waar nu en dan wat turf en droog hakhout de vlam deed opflikkeren, met het bungelend tabakspijpje in den mond, wist weleer een oude boer te vertellen, dat de naam Langenboom afkomstig was van een langen sluitboom, welke in oeroude tijden daar ter plaatse was gesteld om te verhinderen, dat de kudden, die naar de Langstraat werden gedreven, omdat daar weide, hier slechts broekland was, naar de hofsteden zouden terugkeeren. Al werd deze overlevering ook nog zoo stellig door het boerke bevestigd, toch kwam men in verzoeking om op de schouw te schrijven: “Wie weet, of het waar is.”
Bovenstaand citaat komt uit “Gedenkboek der Dominicanen in Nederland", geschreven door G.A. Meijer O.P. in 1912. Had het boerke nou gelijk of niet. Klopte de overlevering?
Hoe een plaats aan zijn naam kwam is soms gemakkelijk te achterhalen, maar voor een aantal dorpen is dat wat lastiger. De naam Langenboom kwam voor het eerst in 1525 in een akte voor. Maar waar verwees nu die naam naar? Naar een boom in de Peel of naar een slag- of sluitboom?
We zullen proberen het niet al te ingewikkeld te maken en om het wat te verduidelijken zullen we eerst een overzichtje geven van de situatie hier in de regio rond 1500.
Land van Cuijk en Land van Ravenstein.
Lang voordat in de veertiende eeuw de Maas werd bedijkt heeft de mens zich op oeverwallen en duinen langs de rivier de Maas gevestigd. (o.a. Escharen en Gassel) Verder van de rivier af op de zand- en heidegronden kwamen wat kleine boerderijtjes te staan. De bewoners daarvan hadden een zeer karig bestaan. Vaak probeerde men in de buurt van een beek of riviertje te bouwen, zodat men van water was voorzien. Hier, wat nu ons dorp is, kwam de eerste bebouwing voor in de Lagehei en de boerderijen die later de Kroondomeinen werden genoemd. Ook in de Lage Peel was al wat bebouwing.
Het gebied hoorde toen tot Escharen, wat weer een onderdeel was van het Land van Cuijk, wat later overging in De Nederlanden (In 1602).
Het buurdorp Zeeland hoorde tot het Land van Ravenstein, alwaar een geheel andere edelman de baas was. Tot het Land van Ravenstein behoorden ook de dorpen Herpen, Schaijk, Reek, Velp, Uden, Volkel en Boekel. Vanaf 1397 was daar de baas de hertog van Kleef en na 1629 kwam het in handen van de graaf van Neuburg-Palts. Het Land van Ravenstein vormde een soort eiland (enclave) tussen de andere gebieden in. Dit verklaart waarom vele documenten uit die tijd in het Duits zijn geschreven. Pas in 1800 eindigde die aparte situatie voor het Land van Ravenstein en kwam het ook bij De Nederlanden.
Dit behoren vroeger tot verschillende gebieden verklaart mede ook het totaal andere dialect dat er gesproken wordt in Langenboom en Zeeland.
Tussen deze twee gebieden lag met een uitloper De Peel. Al duizenden jaren had hier veenvorming plaatsgevonden, die verschillend van dikte was. Door de slechte afwatering groeide die veenlaag maar door. Op verschillende plaatsen waren er vennetjes (dellen) en gedeeltes waar wat meer gras groeide, o.a. De Graspeel.
Dat tussengebied wilden beide landjes wel hebben. Steeds was er onenigheid waar nu de grens zou moeten komen. Die van Escharen gingen ver in de richting van Zeeland, terwijl die van Zeeland nu juist weer ver de Peel in wilden gaan tot voorbij waar nu de Scheiwal ligt.
Deze Peel werd als gezamenlijk bezit (gemene grond) vooral gebruikt voor het laten grazen van runderen en paarden, maar ook werden er plaggen gestoken voor de potstal om zo aan mest te komen. Vooral het steken van turf was belangrijk. Niet alleen was dit de brandstof voor het stoken, maar soms werd er ook wat in gehandeld. En in de turfmolm werden de kleine baby’s gelegd, want luiers kende men nog niet.
De naam Langenboom.
De naam Langenboom staat voor het eerst vermeld in een oorkonde van 10 november 1525. De akte noemt twee kampen heideland, gelegen “by den Peel angen Langenboem”.
Bij het beschrijven waar deze kampen lagen (ze waren 17 morgen groot = ongeveer 13 ha), wordt in de akte aangegeven: bij de Peel aan de Langenboom, tussen de Graspeel en Goessen van Varik (in de richting van de Lage Peel) en aan een kant de gemeenschappelijke heide aan de Hogesteen. Dit duidt er op, dat de kampen niet richting Peel waren gelegen, maar juist de andere kant op
Als naam voor het hele gebied werd toen de naam Hall gebruikt. Vandaar ook de naam “Halsche Beek”.
Waar verwijst deze naam “Langenboom” nu naar?
Akte van 1525 met de vermelding "Langenboom"
De dreijboom.
Kan Langenboom genoemd zijn naar een slag- of sluitboom?
Wat zijn de feiten:
Zoals al eeuwen eerder was er in 1570 weer eens een meningsverschil tussen het Land van Ravenstein en het Land van Cuijk over de precieze grens. Een turfsteker uit Mill was met kar en al meegenomen naar Zeeland en daar dreigde men zijn kar en paard met opbod te verkopen. Maar weer bij elkaar gekomen om met praten tot een oplossing te komen. Daartoe ontmoette de Drost van Ravenstein Otto van Wachtendonck (met een heel gevolg waaronder ouderen) de Amptman van Grave Henrick van Steinhuijs die zich ook met helpers had omringd. Er was een gespannen verhouding want over en weer waren er in 1569 flinke schermutselingen geweest.
Er werd heel wat met elkaar besproken over de grens, maar waar het nu over gaat is, dat in het akkoord van 1570 staat, dat de grens o.a. kwam op de plaats waar: “Richart Chenu, in sijn tijt Drost to Ravenstein eenen Dreijboom hadden setten, ende die baene (weg) ten beijden seijden van den selven dreijboom met wallen ende graven (sloten), omdat men niet daer beneffens sol vaeren kunnen”.
(Zo konden de mensen van het Land van Cuijk tegengehouden worden, en dus geen turf meer weghalen.)
In 1570 keek men dus terug en beschrijft men, dat drost Richart Chenu de dreijboom heeft laten plaatsen. Hij was drost van 1500 tot 1527. Hieruit blijkt, dat de dreijboom (slagboom) vóór 1525 geplaatst kan zijn en er dus stond, toen in 1525 voor de eerste keer er geschreven werd over kampen heideland “Aan den Langenboem”.
Deze dreij-boom (slagboom) kwam te liggen op de hoofd- zandweg die er door de Peel liep van Mill naar Zeeland. Het werd een soort grenssluiting. (Hij moet ongeveer gestaan hebben op de plaats waar nu de huidige Langstraat over gaat in de Zeelandsedijk).
Het kleine landgoedje dat daar lag kreeg de naam "Den Langenboom", naar alle waarschijnlijkheid vernoemd naar de slagboom die daar gelegen had. Die slagboom was iets unieks in het landschap. Bomen stonden er genoeg, niets aparts en men had dan wel gezegd, "daar bij die Hoge Boom."
Op onderstaand kaartje uit 1610 is duidelijk te zien, dat er vele bomen stonden tussen Langenboom en Zeeland. De stippellijn is de toenmalige grens.
´t Boerke uit het begin van dit verhaal, had dus toch gelijk, alleen lag de slagboom er niet om dieren tegen te houden, maar mensen met karren.